Op een ochtend pakte hij één koffer. Het huis, ooit zijn monument, was een mausoleum geworden. Hij liep nog een laatste keer door elke kamer en deed in stilte de lichten uit, alsof hij bang was om de dode versie van zichzelf die er nog rondspookte wakker te maken.
Hij verkocht het pand voor de helft van de waarde en reed door tot de verkeersborden hem niet meer bekend voorkwamen. Hij had geen bestemming in gedachten, hij wilde gewoon wat afstand bewaren tussen zichzelf en zijn verleden. In een klein kuststadje huurde hij een bescheiden appartement onder een andere naam. De huisbaas herkende hem niet en hij was dankbaar.