Agent vindt een klein meisje en haar hond slapend tussen het afval – de waarheid brak zijn hart!

Manny vroeg haar naam zachtjes, voorzichtig om haar niet te laten schrikken. Ze aarzelde, keek nerveus naar de deuropening en fluisterde toen een breekbare zin: “Hij zal…me…vinden.” De woorden schoten uit haar als een bekentenis. Ze krulde zich dichter tegen de hond aan, begroef haar gezicht alsof verstoppen het gevaar helemaal kon laten verdwijnen.

De angst in die eenvoudige zin trof Manny harder dan de winterse kou. Het was geen gewone angst. Het droeg herinneringen, waarschuwingen en iets als berusting in zich. Wie “hij” ook was, ze had geleerd hem diep te vrezen. Manny voelde een oud instinct weer opkomen, het instinct dat hem aanspoorde om kinderen te beschermen die zichzelf niet konden beschermen.