Manny’s kapitein riep hem zijn kantoor binnen en leunde met een vermoeide zucht achterover. “Je probeert haar te beschermen, dat snap ik,” zei hij, “maar je kunt het systeem niet onder druk zetten zonder reden. Een rechter zal niets ondertekenen op basis van instinct alleen. Zet je penning niet op het spel voor een ongefundeerd verhaal. Je zult moeten wachten. Laten we eerst Vale ondervragen. Voorlopig lijkt de man vermist.”
Manny verliet het kantoor met een holle borst, dezelfde hulpeloosheid van de vermiste meisjeszaak van lang geleden. Die avond vond hij een luciferdoosje voor zijn deur, de randen verschroeid en de geur van verbrande zwavel. Iemand was hier geweest, om hem te laten weten dat ze hem altijd konden bereiken, zonder meer dan rook achter te laten.