Voor de ziekte was Sam een en al beweging en gelach – ze racete met speelgoedautootjes over de keukenvloer en bedacht namen voor elk autootje. Toen kwam de diagnose, de lange ziekenhuisgangen, de machines die elke nacht zoemden. Twee jaar van behandelingen, twee jaar van hoop, die telkens een draadje uitrafelde.
Ellen kon zich nog herinneren hoe hij glimlachte, zelfs toen ademhalen moeite kostte. Hij had haar de ochtend voordat hij weggleed “Mamma-racer” genoemd, met de belofte dat ze voor hen allebei zou winnen. Na de begrafenis, drie jaar geleden, was de wereld stil geworden, alles draaide op halve snelheid, alsof ze wachtte op iets dat nooit kwam.