De dagen die volgden werden gekenmerkt door een verontrustende rust. Ze bewogen om elkaar heen als vreemden die een gechoreografeerde routine uitvoerden. Connor begon later thuis te komen – één, soms twee keer per week – mompelend over deadlines of boodschappen. Hij gaf nooit details en Julia vroeg er niet meer naar.
Op een avond, toen ze de was aan het sorteren was, merkte ze dat ze Connor’s shirt naar haar neus bracht. Niet omdat ze hem wilde vangen, maar omdat ze niet wist wat ze anders moest doen. De scherpe steek van pepermunt kwam haar daar tegemoet. Geen tabak. Geen rook. Gewoon…pepermunt.