Julia begon aan alles te twijfelen. Een blik, een schouderophalen, een stilte – elk voelde als een aanwijzing. Ze probeerde rationeel te blijven, maar het was moeilijk om niet op scherp te staan. Connor’s gedrag was niet extreem, maar het was net vreemd genoeg om haar ongemakkelijk te maken. Het bleef haar opvallen.
Twee keer per week kwam hij nog steeds te laat thuis – altijd met een verwijzing naar boodschappen of vergaderingen die uitgelopen waren. Zodra hij binnenkwam, liep hij meteen naar de wasruimte en gooide zijn kleren in de machine. “Ik help alleen maar even,” zei hij dan. “Je hebt nu niet nog meer stress nodig.”