Ze wachtte. Nog een dag. Toen twee. Haar telefoon ging tientallen keren aan, maar nooit voor hem. Ze staarde naar haar scherm alsof het iets zou verklaren. Dat deed het niet. De stilte was zwaar, weloverwogen. Alsof iemand langzaam een deur sloot.
De stilte werd ondraaglijk. Op een ochtend kleedde Maya zich aan, nam een taxi en ging rechtstreeks naar het ziekenhuis waar Aiden werkte. Bij de balie vroeg ze rustig: “Hallo, ik probeer Aiden Carter te vinden. Hij heeft hier gewerkt, verpleegster, lang, bruin haar?”