Niets intens. Gewoon het soort heen-en-weer gepraat waar Maya zelden tijd voor had. Ze vertelde zichzelf dat het niets betekende. Gewoon een bekend gezicht. Toeval. Maar toevalligheden kwamen meestal niet drie keer voor in één week.
Hij was makkelijk om mee te praten. Nooit te veel. Hij vroeg naar haar wedstrijden, maar maakte er geen groot punt van. “Dus wat is erger,” vroeg hij een keer, “rennen terwijl je pijn hebt of fietsen tegen de wind in?” Maya aarzelde niet. “Wind. Met pijn weet je tenminste dat het verdiend is.”