Toen hij eindelijk opkeek, knipperde Daisy niet. Haar gezicht had geen kleur meer, haar lippen waren lichtjes gespleten. Lucas fronste. “Mam?” vroeg hij. “Gaat het?” Haar ogen gingen van zijn gezicht naar de open haard en toen weer terug. Ze forceerde een glimlach – te snel, te fel. “Ja. Ja, het gaat goed. Alleen moe.”
Maar het antwoord was niet goed. Lucas kende zijn moeder. Dat was niet moe, dat was in de war. Diep. Hij liet het gaan, voor nu. Hij drong niet aan. Maar er was iets verschoven. De spanning in haar schouders was er eerder niet geweest. De tandwielen in zijn hoofd begonnen sneller te draaien.