Later die nacht, niet in staat om te slapen, liep Lucas naar de keuken om water te halen. Toen hij langs het kantoor van zijn vader liep, stopte hij. De deur stond op een kier. Binnen stonden Daisy en Robert dicht bij elkaar, fluisterend met lage, dringende stemmen. Lucas ving de woorden niet op, maar de toon was onmiskenbaar: bezorgd.
Hij klopte niet. Hij stond daar gewoon, met een hart dat plotseling bonkte, voordat hij zich terugtrok naar zijn kamer. Die flikkering van angst die hij tijdens de rit had gevoeld? Die was terug. En deze keer zat het niet alleen in zijn hoofd. Zijn ouders wisten iets. De vraag was nu: wat?