Alleen ’s nachts drukte ze haar handpalm tegen het litteken en fluisterde: “Waar kom je vandaan?” Linda was niet ijdel of paranoïde. Ze was er zeker van dat haar iets was overkomen dat ze zich niet kon herinneren. En dat iets, hoewel gewist van papier, was toch in haar vlees gekerfd.
Hoe meer ze zocht, hoe groter haar onbehagen werd. Waarom wuifde iedereen het zo snel weg? Waarom werd in haar dossiers elke mogelijkheid van een eerdere operatie gewist? De stilte eromheen voelde georkestreerd, een muur om haar weg te houden van een waarheid die ze niet aan het licht mocht brengen.