Toen de voetstappen eindelijk weggingen, ademde Calder lang uit. Hij was niet helemaal opgelucht; hij was aan het herberekenen. Evan keek hem ongemakkelijk aan. Calder reageerde als iemand die gewend was om opgejaagd te worden, niet verrast door de bewaking maar wel geïrriteerd door de timing. En hij bleef Evan vreemd aankijken. Was het schuldgevoel?
Evan fluisterde: “Waarom gaan ze weg?” Calder aarzelde niet. “Omdat ze verwachten dat je weggaat,” zei hij eenvoudig. “Ze hebben je maar een paar uur nodig.” Weg? Waarvoor? Evan voelde de vloer onder zich verschuiven. Calder sprak alsof hij het hele plan van de mannen kende, alsof hij het al eerder had meegemaakt.