Calder stond plotseling op, alsof hij zich iets belangrijks herinnerde. “We kunnen hier niet blijven,” fluisterde hij. “Ze komen terug als ze je niet op kantoor vinden.” Evan staarde hem aan, bevroren tussen schrik en ongeloof. Calder rukte zachtjes maar dwingend aan zijn arm. “Als je blijft, geef je ze precies wat ze willen.”
Ze liepen het trappenhuis in, de schaduwen slokten hen op toen de deur achter hen dichtklikte. Calder daalde met verrassende snelheid af en controleerde elke trede voordat hij erop stapte. Evan volgde, zijn hart bonkte en worstelde om te beslissen of hij buiten aan een bedreiging ontsnapte of nog dieper in een val liep.