“Je mag dit appartement niet verlaten voor de middag,” zei Calder, met een lage maar standvastige stem. De zekerheid in zijn toon deed Evan’s huid kriebelen. Middag? Waarom precies op die tijd? Calder gaf geen uitleg, alleen een blik die zowel smekend als gebiedend leek. Evan voelde zich gevangen tussen gehoorzaamheid en de drang om weg te rennen.
Hoe meer Calder sprak, hoe groter Evan’s onbehagen werd. De oude man leek goed geïnformeerd, alert en vreemd voorbereid. Evan vroeg zich af of Calder alleen maar bang was of mentaal aan het aftakelen was. Een andere duistere mogelijkheid bekroop hem: wat als Calder op de een of andere manier kwaad wilde doen? Maar het waarom sloeg nergens op.