De buurman klopte om 5 uur ’s ochtends aan en zei: “Ga vandaag niet werken. Vertrouw me maar” – ’s Middags begreep hij waarom..

Calder leunde dichterbij en fluisterde bijna tegen zichzelf: “Dit is de dag waarop ze hebben gewacht.” De woorden troffen Evan als een slag. Wie “ze” ook waren, Calder leek er zeker van dat ze daarbuiten waren, toekijkend. Evan voelde een koude angst in zijn botten opkomen, hij realiseerde zich dat deze ochtend oncontroleerbaar was geworden.

Evan eiste eindelijk antwoorden. “Wie wacht er op me? Wie zijn dat?” Calder knipperde niet met zijn ogen. “Mensen die jouw patronen hebben bestudeerd,” mompelde hij. “Mensen die kijken.” De eenvoud van het antwoord deed de haren op Evan’s armen rijzen. Patronen? Kijkers? Hoe lang had iemand hem zogenaamd al geobserveerd?