Elias Berg vertrouwde kalm water niet. Niet zo ver naar het noorden. Niet zo laat in het seizoen. Hij stond op het dek van de Odin’s Mercy, met zijn laarzen wijd tegen de rol van het schip, en keek naar de mist die over een smalle geul van open water tussen stukken drijvend zee-ijs krulde.
Hij had de harde, door weer en wind geteisterde blik van iemand die al op vistrawlers had gewerkt voordat zijn stem brak. Hij was zevenenveertig jaar oud, waarvan hij negenentwintig jaar op vis had gejaagd in wateren waar de meeste mannen niet van zouden dromen. Hij was niet snel bang, maar vandaag knaagde er iets aan hem.