Ze had een ritme, een routine. Haar dagen waren gevuld met afspraken in de salon, geïmproviseerde lunches, avonden met vinylplaten waarop George’s favoriete saxofoonsolo’s werden gedraaid. Pensioen had haar tijd gegeven en George’s verzekering had haar zekerheid gegeven. Ze was niet rijk, maar ze had genoeg voor reizen, voor cadeaus, voor comfort.
Toen kwam de diagnose. En daarmee de stille erosie van alles wat ze had opgebouwd. Kanker verslond niet alleen het lichaam, het putte ook de rekening uit, ontrafelde de plannen. Medicijnen, scans, ziekenhuisopnames – alles vaagde het leven weg dat ze ooit als vanzelfsprekend had beschouwd. Toen het eindigde, leefde ze nog, maar ze was kaalgeplukt.