Die ochtend leek niet anders. De gebruikelijke forenzen stonden verspreid over het perron, elk verdwaald in hun eigen wereld. Ethan keek op zijn horloge, de minutenwijzer ging langzaam richting zijn gebruikelijke vertrek. De trein naar de stad zou er zo zijn. Hij nam een slokje lauwe koffie en dwaalde met zijn ogen over het lege spoor waar het zonlicht samenkwam en glinsterde.
Er bewoog iets. Hij fronste. Eerst was het gewoon een flikkering in zijn ooghoek. Een glinstering tegen de rails, als een warmtedaas die opstijgt van het metaal. Hij knipperde, wachtend tot het zou verdwijnen, maar dat gebeurde niet. Het verschoof opnieuw. Langzaam. Ongelijkmatig.