Ethan knipperde, zijn adem stokte. De vorm was helemaal geen afval. Het was klein, breekbaar, trillend, gevangen tussen de rails. Een puppy. “God,” fluisterde hij. De rails begonnen te zoemen onder zijn voeten, zwak maar onmiskenbaar. De vroege trilling van een naderende trein. Hij keek wild om zich heen. Niemand anders had het opgemerkt.
De forenzen zaten nog steeds in hun kleine routinebelletjes, los van de wereld achter hun schermen. Ethans gedachten gingen tekeer. Hij kon naar beneden springen, hem misschien op tijd pakken. Maar de trein reed nu sneller; het gezoem groeide uit tot een trilling die hij in zijn schoenen kon voelen. Heel even stelde hij het zich voor.