Abrupt verdween de wasbeer achter een struik. Marcus stopte hijgend. Hij speurde het gebied af, maar zag alleen een smal spoor dat in donkere cipressenbossen verdween. Met knagende angst volgde hij het spoor. Het hangende mos en de oude stammen straalden een stille dreiging uit, alsof ze gevaarlijke geheimen bewaakten.
Hij drong dieper door, zijn hart bonkte. Ver voor hem verscheen de wasbeer weer. Hij stond bij een vervallen, verhoogde hut die uit het zwarte water oprees. Het bouwsel zag er verlaten uit, half verrotte balken verzakt onder kruipende lianen. Marcus kroop dichterbij, ervan overtuigd dat Luna binnen was. Zijn angst werd groter in de verwachtingsvolle stilte van het moeras.