Buiten ontdekte hij een verrot stuk muur. Voorzichtig wrikte hij planken los, bij elk krakend geluid schoot er paniek door hem heen. Uiteindelijk maakte hij een opening die groot genoeg was om naar binnen te glippen. Duisternis omhulde hem. De hut rook naar schimmel, stilstaand water en de scherpe geur van angst.
Hij kroop achter opgestapelde kratten, zijn ogen gericht op Luna’s kooi aan de andere kant van de kamer. De criminelen waren bezig met het categoriseren van hun buit en mopperden over de vochtige omstandigheden. Wasberen kletsten zachtjes. Marcus voelde elke hartslag in zijn oren kloppen en voelde de spanning in zijn spieren oplopen. Eén onvoorzichtig geluid zou zijn dekmantel kunnen verpesten.