Er volgde een verwoede sprint, waarbij de modder bij elke stap aan Marcus’ laarzen zoog. Luna klampte zich aan hem vast met haar ogen wijd open. De criminelen schreeuwden vloeken en zwaaiden wild met hun armen. Tot zijn schrik begonnen er stenen voorbij te zeilen in plaats van kogels. Kluiten vuil en gebroken leisteen scheurden door de lucht.
Marcus’ schouder deed pijn toen een gekartelde steen hem schampte. Hij wankelde, zijn armen worstelden om Luna in evenwicht te houden. Een andere steen suisde voorbij en miste ternauwernood zijn hoofd. Het besef drong door: hun dreigementen met geweervuur waren bluf geweest. Maar hun wanhoop en agressie voelden verontrustend echt aan.