Marcus vertelde zijn verhaal in ademloze fragmenten: verborgen criminelen, diefstallen van wasberen en, boven alles, zijn gestolen puppy. De man stelde zich voor als meneer Thompson en fronste zijn wenkbrauwen bij elk alarmerend detail. Zonder aarzelen gebaarde hij Marcus om in de passagiersstoel te gaan zitten.
Ze reden over een kronkelige weg totdat de aaswinkel van meneer Thompson opdook, met een houten uithangbord dat wapperde in de vochtige bries. Binnen gaven de gehavende muren en de geur van pekel Marcus een gevoel van een zanderig toevluchtsoord. Mr. Thompson overhandigde hem een telefoon en drong er bij hem op aan om onmiddellijk de politie te bellen.