Verlaten schip drijft naar een dorp – inwoners worden bleek als ze zien wat er op ligt

Het schip dook op uit de ochtendmist als een nachtmerrie, een berg van verroest staal die geruisloos naar Portmere dreef. Dorpsbewoners renden schreeuwend naar de kliffen, hun gezichten bleek toen het vrachtschip met elke deining groter werd. Moeders grepen naar hun kinderen, vissers vloekten en even leek het zeker dat het schip de haven zou binnenvaren.

De boeg doorkliefde de golven met langzame, zware kracht en kantelde alsof het elk moment tegen het dorp aan kon leunen. Er klonken waarschuwingen, maar die werden opgeslokt door het gebrul van de zee. Elias stond tussen hen in, met een bonzend hart, starend naar de reus die te dichtbij leek, te onstuitbaar om te negeren.

Toen kwam er beweging. Hij hief zijn verrekijker op en bevroor. Tussen de overhellende containers stond een figuur, armen hoog geheven, zwaaiend. Een smeekbede, een signaal, iets levends op een schip dat leeg had moeten zijn. Elias knipperde met zijn ogen en het dek was weer kaal. Toch hield de herinnering aan die wanhopige golf hem vast terwijl het schip dichter naar de kust dreef.