Elias haastte zich achter hen aan, zijn hoofd tolde van de vragen. Toen hij de top bereikte, hoorde hij de kreten: “Het komt recht op ons af!” “Kijk eens hoe groot het is!” Hij duwde zich door de menigte heen en toen zag hij het zelf. Op het water dreef een enorm schip geruisloos naar het dorp. De romp was verroest, de kranen waren vastgevroren, de ramen donker.
De ochtendzon deed het gloeien als een reusachtige ijzeren schaduw die met elke hartslag dichterbij kwam. De menigte op de klif werd luider, stemmen buitelden over elkaar heen in paniek. Van waar ze stonden leek het enorme schip recht op de haven af te glijden.