Hun stemmen gingen door, luid en verwoed, tot iemand uiteindelijk herhaalde wat Elias had gedacht: “Wacht-kijk. Het glijdt voorbij. Hij gaat niet neerstorten.” Als een terugtrekkende vloed begon de angst in de menigte te ebben. Een nerveus en beverig gelach verving de alarmkreten. Moeders kalmeerden hun kinderen. Vissers klopten elkaar op de schouder.
Sommigen draaiden zich al om, klaar om terug de klif af te dalen en terug te keren naar hun onderbroken ochtendroutines. Maar Elias kon zich niet bewegen. Zijn ogen bleven hangen op de verroeste reus, op de scheve containers en verbrijzelde ramen. Het geheel zag er verlaten uit, een spook dat op de stroming dreef.