De ochtend van de begrafenis kleedde Gwen zich met trillende handen aan. Ze trok een zwarte jurk aan die Albert haar altijd mooi had gevonden. Ze depte concealer onder haar ogen en pakte een te grote zonnebril. Ze wilde Elizabeth niet het genoegen geven haar gebroken te zien. Vandaag niet. Niet meer.
In de kerk hield Gwen haar kalmte. De zaal was gevuld met rouwenden, zachte orgelmuziek speelde op de achtergrond. Elizabeth zat aan de overkant van het gangpad in een getailleerde zwarte jas, haar kin lichtjes geheven. Toen hun blikken elkaar ontmoetten, gaf ze een flauwe grijns – klein, maar zelfvoldaan genoeg om Gwens maag te doen draaien.