Elizabeth stond verstijfd, haar lippen op elkaar, haar ogen starend tussen de mannen en de krant. Ze zag er bleek en gedesoriënteerd uit. Gwen keek een lang moment naar haar en draaide zich toen om. Ze stapte naar buiten, langs de gasten en de buitenlucht in. De lucht was opgeklaard. De wind was zacht tegen haar huid.
Ze hield haar hoofd achterover en keek omhoog naar de lichtblauwe lucht. “Dank je,” fluisterde ze onder haar adem. Ze wist niet of Albert dit gepland had. Maar een deel van haar geloofde dat hij haar dit laatste schild had nagelaten. Haar waardigheid. Haar ontsnapping.