De kleine wezens bewogen in de schaduwen, hun ogen weerkaatsten het licht en creëerden een griezelige gloed. Het geluid van hun beweging, een zacht geritsel, vulde de stilte en maakte het tafereel nog zenuwslopender. James vervolgde, zijn stem doorspekt met bezorgdheid: “Herinner je je die ene nog waarover je vertelde op school? Die was gewond, toch? Als ik deze hier zie, zitten ze misschien ook in de problemen. Misschien zijn ze erin gevallen en kunnen ze er niet uit. We kunnen ze hier niet achterlaten.”
Tina knikte, haar besluit vastberaden in haar hart. De herinnering aan het gewonde wezen in de school flitste door haar hoofd, met zijn pijnlijke ogen die om hulp smeekten. “Je hebt gelijk. We moeten ze redden. Als de wolven ons hierheen hebben gebracht, moet dat zijn zodat we ze kunnen redden.”