Tina drukte haar rug tegen de deur die ze zojuist had gesloten. Ze kon de statische elektriciteit in de lucht voelen. Haar adem stokte in haar keel terwijl ze toekeek hoe het tafereel zich ontvouwde. Een van de wolven gromde, een diep, rommelend geluid dat door de vloer heen leek te trillen en de kleine ruimte vulde.
In een flits van inzicht kromp Tina ineen en probeerde ze zo onbedreigend mogelijk over te komen. Haar gedachten raasden over hoe ze haar vredelievende bedoelingen aan de dieren voor haar kon overbrengen. “Ik ben je vijand niet,” bracht ze in stilte over door haar verzachte blik en langzame bewegingen, in de hoop dat de wolven haar verlangen om niet confronterend te zijn zouden aanvoelen.