De dag was bedoeld om te lachen. Haar vader had de koelbox ingepakt, de hengels ingeladen en hen allemaal naar het meer gereden, zijn stem bijna licht als hij Daniel tips gaf en Elise plaagde omdat ze mee neuriede met de radio. Voor een tijdje liet Miriam zichzelf geloven dat dit was hoe familie voelde, haar plaats veilig naast hen.
Maar toen haar lijn in de knoop raakte en ze volhield dat hij de knoop verkeerd had gelegd, veranderde zijn gezichtsuitdrukking. De zachtheid verdween uit zijn gezicht en werd vervangen door een scherpte waar ze van schrok. “Als je zoveel weet, doe het dan zelf,” snauwde hij, terwijl hij de hengel terug in haar handen duwde. De woorden sneden dieper dan de toon, definitief op een manier die ze nog niet begreep.
De rest van de dag verliep in stilte voor Miriam. Daniel lachte, Elise sloeg steentjes over en hun vader prees hen beiden terwijl Miriam achterbleef, haar wangen brandend van vragen die ze niet kon benoemen. Ze wist het toen nog niet, maar die ene uitwisseling zou elk jaar dat daarop volgde overschaduwen, het einde markeren van het meisje dat hij ooit op zijn schouders droeg en het begin van de afstand die ze nooit zou overbruggen.