Ze was de routine. Clara kon zich niet meer herinneren hoe het leven er voor haar had uitgezien. De volgende dag, op een donderdagmiddag, besloot Clara Leo mee te nemen naar het park. De zon was verrassend warm voor de lente. De lucht gonsde van het gelach van kinderen en het verre gezoem van een generator van een koffiekar.
Clara zat op een bankje bij de zandbak, dronk van haar haver latte en keek naar Leo die aan het graven was met een intense focus die alleen peuters konden opbrengen. Ze merkte Simone pas op toen ze vlak naast haar zat. “Clara!” Simone’s stem was stroperig zoet, altijd een halve toonhoogte te enthousiast. “Dat is lang geleden. Hoe gaat het?”