Haar borstkas rees en daalde als een blaasbalg, maar ze maakte geen enkele beweging in hun richting. Elias knipperde niet met zijn ogen. “We gaan langzaam. Niets onverwachts.” Voorzichtig stapten ze het ijs op, touw in de hand. De wind scheurde nu langs hen heen, sneed door hun lagen en huilde tussen de richels als een waarschuwing.
De moederbeer liet een laag, grommend geluid horen – meer een trilling dan een geluid – maar kwam niet dichterbij. Ze zagen het welpje nu van dichtbij – geklemd tussen twee gekartelde ijsplaten, één poot gebogen, ogen nauwelijks open. Hij ademde snel en oppervlakkig.