Toen Gabby de volgende ochtend het asiel binnenstapte, werd ze begroet door de gebruikelijke chaos – geblaf, kletterende schalen, druk personeel – maar één geluid ontbrak. Juno. Hij lag roerloos in zijn kennel, hoofd naar beneden, onaangeroerd eten in de hoek. Hij had geen enkel geluid meer gemaakt sinds de avond ervoor. Niet één.
Gabby hurkte naast de tralies, fluisterde zijn naam, bood een traktatie aan. Niets. Zijn oren trilden niet. Zijn staart bewoog niet. Ze had hem nog nooit zo gezien – helemaal uitgehold. Haar hart deed pijn. Ze kon niet gewoon wachten. Als niemand anders dit kon oplossen, moest ze het zelf proberen.