“Ik heb iets. Brookfield. Rand van de stad. Het is een oud adres, maar die auto stond daar geregistreerd.” Gabby klikte op de kaartlink. De straat zag er verlaten uit, halfverhard, omzoomd met afbrokkelende eenheden. Haar hart bonkte. Ze had geen bewijs. Geen back-up. Maar ze moest gaan. Ze kon niet weglopen.
Ze vertelde het haar baas tijdens de lunch. “Ik heb een halve dag nodig,” zei ze. “Noodsituatie in de familie.” Hij trok een wenkbrauw op. “Bedoel je de hond?” Toen ze knikte, fronste hij. “Gabby, je weet niet wat je daar te wachten staat. Ga niet alleen.” Maar Gabby schudde haar hoofd. “Ik moet wel. Voor Juniper.”